Matterhorn Ultraks
Door Tom E. 46K, 3600 hm, 22-08-2015.
We starten in het dorp. Bijna half acht. De laatste minuten voor de start van de Ultraks Matterhorn Trail, 48 kilometer lang en 3600 hoogtemeters (omhoog en naar beneden) in een rondje rondom Zermatt. Zit alles goed? Klaar voor mijn “calvarietocht”, het mooie woord dat ik van Günther heb geleerd tijdens de teamtrail in België eerder dit jaar? Maar zo voelt het helemaal niet. Ik voel me fit, kom maar op met die hoogtemeters, ik vreet ze op!
De dagen hiervoor hebben we al volop van de prachtige omgeving kunnen genieten. Trip down memory lane voor mij: herinneringen aan klimtochten 10-20 jaar geleden op de 4000-ers rond Zermatt. Succesvol: Zinalrothorn, de mooiste, Dufourspitze, de hoogste. En minder succesvol: de Matterhorn zelf, die ik met jeugdige overmoed probeerde te beklimmen, over calvarietochten gesproken, het scheelde niet veel of dat was mijn laatste tocht geworden. Maar het blijft een schitterende berg om te zien en de beklimming ervan staat nog steeds op mijn verlanglijstje.
Zermatt (1605m) – Sunnegga (2260m)
Met Zwitserse precisie klinkt om 07:30:00 het startschot. Aan netto tijden doet men hier niet. Bij het startschot staat voor iedereen de teller op nul. Ach, veel zal het niet uitmaken, we zijn binnen een minuut door de start heen.
“We” dat zijn Willemijn en ik. We delen een passie voor de bergen en zijn aan elkaar gewaagd qua trailprestaties. Vaak start ik wat rustiger en gaat zij voorop waarna ik haar in de loop van de race weer inhaal. Ze heeft echter een lange adem en vaak een beter eindschot dan ik waardoor het niet ongebruikelijk is dat we bij de eindstreep weer dicht in elkaars buurt zitten. Het is voorgekomen dat we zonder het door te hebben secondes na elkaar gefinisht zijn. Samen zijn we hiernaartoe gekomen om deze Matterhorn trail te lopen. Voor haar is het een toetje na de Eiger Ultra Trail van 5 weken geleden, voor mij is dit dé trail waar ik de afgelopen maanden naaartoe getraind heb (met een variant op een oud marathonschema, ooit door Sander gemaakt).
Na het oversteken van de beek en een kort stukje door het dorp begint de klim richting Sunnegga. Eerst nog geasfalteerd, maar al snel gaat de straat over in een bospad. Om hier meer vooraan te zitten, moet je in het dorp wat meer moeite doen. Ik had al snel besloten me hier niet voor in te spannen. Ik vind het best, ik begin gewoon in de spaarstand en reken erop dat ik de energie die ik hier uitspaar later kan inzetten om wat meer tempo te maken. Willemijn heeft in het dorp iets beter haar best gedaan en zit dan ook bij het begin van de bospaden een stukje voor mij. We zitten midden in de drukte, op sommige plekken zijn er opstoppingen en moet je zelfs even wachten voor je doorkan. Tempo maken zit er dan ook niet in hier. Maar, cruijffiaans, “ieder nadeel heb zijn voordeel”: mijn hartslag blijft lekker laag. Toch ontdek ik na een tijdje wel mogelijkheden. De single track splitst zich soms tijdelijk in verschillende paadjes. Meestal is het wel duidelijk wat het beste pad is. Een loper die vooraan een groepje loopt, kiest dan dit pad en de rest loopt erachteraan. Echter, de aanwezigheid van al deze lopers op dit pad kan betekenen dat een minder gunstig pad toch de beste keuze wordt. Kortom, er is voordeel te behalen door niet blind achter je voorganger aan te lopen. Op deze manier lukt het me om met weinig extra inspanning een aantal groepjes in te halen. Na een tijdje kom ik zo net voor Willemijn terecht en met minder dan een halve minuut verschil komen we na 1:05 uur in Sunnegga aan, de eerste verzorgingspost op de route. De eerste 6 kilometers met 700 meter stijging zitten er op. So far so good, wel wat langzamer dan gepland, maar het heeft dan ook tot nu toe weinig moeite gekost.
Hoe kom je aan een tijdplanning voor zo’n trail? Ik heb nooit zo’n lange tocht gelopen met zoveel hoogtemeters. Om toch iets van een tijdschema voor mezelf te maken heb ik in de uitslagen van vorig jaar een drietal Nederlanders opgezocht rondom mijn niveau (op andere lopen dan, via uitslagen.nl). Zo kwam ik voor mezelf op een tijd tussen 7:30 uur (meest optimistisch), 8:30 uur (reëel) en 9:30 uur (meest pessimistisch). Dus ik verwacht er in principe iets tussen 8 en 9 uur over te lopen. De tussentijden van mijn virtuele voorgangers van vorig jaar heb ik uitgeprint bij me zodat ik op de meetstations kan kijken rond welk schema ik loop.
Langzamer dan gepland dus, want zelfs mijn langzaamste voorbeeld van vorig jaar was binnen het uur in Sunnegga ingeklokt (de tijden lagen tussen de 51 en 59 minuten).
Sunnegga (2260m) – Gornergrat (3130m)
Willemijn is iets efficiënter dan ik met het bijvoederen in Sunnega en verlaat even voor mij de post om aan het volgende traject te beginnen, maar na een sanitaire stop is het stuivertje gewisseld en loop ik weer voorop. De route gaat nu zo’n 300 meter naar beneden een vallei in om aan de overkant door het bos de stijging naar Gornergrat weer op te pakken. Op zich is de afdaling niet al te steil, het pad is ook best goed en al snel komt Willemijn mij voorbij huppelen. Ik onderdruk de neiging om mee te gaan want dat past niet in mijn tactisch plan. Ze verdwijnt dan ook al snel uit zicht.
Mijn tactisch plan is onderverdeeld in beklimmingen en afdalingen … De klimmeters wil ik zo snel doen als mijn hartslag toelaat. Mijn omslagpunt ligt rond de 169 dus zolang ik kan klimmen en mijn hartslag rond de 140-150 kan houden zit ik goed. Tussen de 150 en 160 ga ik opletten en boven de 160 neem ik gas terug tot hij weer gedaald is tot daaronder. Dit wil ik in ieder geval in het begin aanhouden, ook om te voorkomen dat ik weer net als in Vaals last ga krijgen van kramp. Voor wat betreft de afdalingen is het grotere plan om mijn benen te sparen voor de laatste afdaling van de dag. In de afdalingen is het vooral de voorkant bovenbenen die het zwaar te verduren krijgt door de klappen. Ik wil liever niet meemaken dat deze in de laatste afdaling van meer dan 900m over een kilometer of 6 terug naar Zermatt op slot komen te zitten. Inclusief het voorafgaande laatste klimmetje vanuit Trift is mijn inschatting dat dit traject ongeveer een uur kost, maar ik ben bang dat dit moeiteloos kan oplopen tot anderhalf uur als de benen tegen die tijd niet meer meewerken. Kortom ik offer liever in de eerste afdalingen een paar minuten op om op het einde erger te voorkomen.
Sneller dan verwacht kom ik het bos uit en komt de bovenkant van het kabelbaanstation Stockhorn in zicht. Daar zijn we eergisteren op onze acclimatiseringstocht geweest. Het lijkt voor het grijpen zo dichtbij te liggen, maar ik weet dat dit maar schijn is. Aan de andere kant ligt het wel een stuk hoger dan Gornergrat, het hoogste punt van onze trail (3130m) dus dat valt toch alles mee. Inmiddels ben ik in de klim door een paar strategische inhaalacties Willemijn weer gepasseerd. Op het laatste steile stukje naar Gornergrat krijg ik wel een waarschuwing uit mijn bovenbenen in de vorm van een paar krampsteekjes precies in de spieren aan de binnenkant van mijn bovenbeen waar ik in Vaals zo’n last van had dat ik een paar keer heb moeten stoppen en hele stukken heb moeten wandelen. Ik zit hier nog geeneens op 14 kilometer, dus dat kan ik echt nog niet gebruiken. Ik minder wat vaart en denk aan de kaart van Susanne die ik in Zermatt overhandigd kreeg: grenzen zitten in je hoofd, niet in je lichaam (Marije Smits). Ik besluit om niet alleen veel te blijven drinken, maar ook om vanaf de volgende post over te stappen op bouillon om maar zoveel mogelijk zouten binnen te krijgen. Aangekomen op de Gornergrat krijg je opeens uitzicht op de Gornergletscher in de diepte en het bekende rijtje hoge toppen daarachter, Monte Rosa, Liskamm, Castor en Pollux en de Breithorn. Schitterend, maar we hebben het eergisteren al de hele dag gezien dus ik hoef er vandaag niet lang bij stil te staan.
De poort van de tijdregistratie is opgetrokken bij hotel Gornergrat, ik hoor de piep en klok rond de 2:53, het is hard gegaan het laatste stuk, in mijn herinnering had de snelste van mijn drie schema’s hier 3:00 staan. Ik dreig even vol te schieten, het moet niet gekker worden, wat gebeurt er met me? Een mengeling van emoties: die prachtige bergen, herinneringen aan de tochten die ik hier gemaakt heb, euforie, het idee dat ik nu al op het hoogste punt sta van de route, dat het gewoon erg lekker gaat en dat ik overtuigd raak dat het me echt gaat lukken in een mooie tijd, het idee dat het thuisfront in Nederland meekijkt en mij via de live-uitslagen hier kan zien binnenkomen.
Gornergrat (3130m) – Riffelalp (2222m)
Vanaf Gornergrat mogen we zo’n 900m afdalen naar Riffelalp. Het is geen al te lastige afdaling maar ik houd mij aan mijn zelfgekozen afdalingstactiek. Ik merk dat ik in mijn behoudende tempo ongeveer gelijk oploop met mijn medelopers, voor zover ik die nog zie, want inmiddels is het veld wel aardig uitgedund. Bij de dames die ik inhaal denk ik aan Willemijn en dat het jammer is dat ze niet is aangehaakt toen ik haar voorbijging. Iedere ingerekende dame was voor haar een plekje winst in het damesklasessement geweest. Nou ja, zij moet vooral haar eigen plan trekken, en dat doet ze natuurlijk ook. We zitten hier trouwens middenin de Aziatische toeristen die met de tandradbaan naar Gornergrat zijn gekomen en hier een beetje rondwandelen. Stel je voor dat je hier één dag bent en dan honderden mensen over deze smalle bergpaadjes ziet rennen. Zouden ze denken dat het er hier iedere dag zo aan toe gaat? Ze gaan wel keurig aan de kant en lachen je toe en applaudisseren, al moet je jezelf wel even van tevoren aankondigen. Alle termen werken even goed, ik heb het geprobeerd: “Hello!”, “Pardon!”, “Personeel!”.
Op 3:33 check ik in op Riffelalp, even flink innemen weer, bananen, sportdrank, bouillon energiebrokken. Met volle mond pak ik mijn briefje met het tijdschema erbij. Tot mijn schrik zie ik dat die tijd van 3:00 die ik dacht gezien te hebben bij Gornergrat in werkelijkheid achter Riffelalp staat. Ik heb er net 40 minuten over gedaan om hier te komen! Het was ook wel een beetje te mooi om waar te zijn. Wat een domper! Kwaad gooi ik het briefje weg. Ik heb het schema ook niet meer nodig, ik neem me voor gewoon lekker door te lopen zonder me druk te maken om de tijd. Lekker belangrijk ook eigenlijk wat een ander vorig jaar heeft gelopen, zo kinderachtig om daarnaar te kijken. Nou, wegwezen maar weer, ik vul alleen een klein flesje van 300 ml bouillon om mee te nemen de afdaling naar Furi in. Meer heb ik niet nodig om in Furi te komen en ik wil geen overbodige ballast op m’n rug hebben. Vandaar ook dat ik de waterzak uit m’n rugzak thuis heb gelaten (ik vond het toch al een onding) en per traject heb bedacht welke (combi) van twee flesjes (300 + 500 ml) ik zou vullen om de volgende post mee te bereiken.
Riffelalp (2222m) – Furi (1867)
Het eerste stuk na Riffelalp is een gemakkelijk, iets stijgend pad. Blijkbaar heeft de verzorgingspost mij goed gedaan, want waar ik eerst slechts mondjesmaat mensen inhaalde haal ik hier de één na de ander in. Ook mensen waarvan het me verbaast dat die sowieso nog voor mij kunnen zitten gezien hun postuur en snelheid. Ah natuurlijk: ik ben hier in de staart van het <<30K>> legioen terecht gekomen. Mensen die een tijdje na ons gestart zijn, maar de klim naar Gornergrat niet hebben hoeven maken. Ze zijn herkenbaar aan een rood startnummer, maar aangezien dat aan de voorkant gedragen wordt zie je dat alleen als je omkijkt na het inhalen. De routes lopen vanaf hier een kilometer of 15 samen. Lekker dan, die mensen zitten niet in mijn klassement dus de lol van het inhalen is ook gelijk een stuk minder. Onwillekeurig dwalen mijn gedachten weer af naar het tijdschema. Weliswaar klopte die 3:00 niet, maar ik zag nog wel dat het langzaamste schema 3:34 aangaf op Riffelalp en daar zat ik toch een minuutje onder, m.a.w. de achterstand van 5 minuten in Sunnegga heb ik al ingelopen en dat terwijl ik eigenlijk nog steeds in de spaarstand loop. Enigszins opgefleurd vervolg ik mijn route op weg naar het meest technische traject van de hele trail. We hadden hem van de overkant al gezien: een heerlijke steile afdaling naar een rivierbedding, vervolgens een stukje gruisweg en dan “de brug”. Dit is echt een kolfje naar mijn hand. Vlak voor de afdaling begint haal ik nog even snel een groepje van 2 mannen en 2 vrouwen in waarvan ik vrees dat die mij anders in de weg gaan zitten. Helaas zit de afdaling behoorlijk verstopt met vooral enigszins benauwde <<30K>> afdalers en rugzaktoeristen die tegen de stroom in naar boven proberen te komen. Er lopen wel stukjes alternatieve route waar je naar beneden kan, maar het is tricky, want nog steiler dan het pad, nat, met boomwortels en aflopende rotsplaten en her en der wat grote ronde rotsen waar je lekker af kan glijden met natte schoenen. Echter als ik hier met de meute meega kost me dat zeker een kwartier extra reistijd en dat is ook geen aantrekkelijke optie. Na het even aangezien te hebben besluit ik dan ook maar om het risco te nemen en stort me in de diepte, me realiserend dat een val hier hoogstwaarschijnlijk einde wedstrijd zal betekenen. Ach, alles is relatief: met klimmen heb ik in situaties gezeten waar een val een ander soort einde wedstrijd had betekend. Als vallen geen optie is kun je ook maar beter niet te lang stilstaan bij wat er gebeurt als je valt. Al springend, glijdend en rennend vlieg ik naar beneden, de blikken van “die is gek” negerend. Ik krijg nog wel iemand achter mij aan en ik kijk even snel achterom of dat misschien Willemijn is (ik zie haar ervoor aan). Het is wel een dame, maar niet Willemijn. Meer een zuidelijk type, misschien een Française of Spaanse, en ze schenkt me een blik van verstandhouding. Blijkbaar was zij het getrut op het pad ook zat en gaf mijn voorbeeld haar het laatste zetje in de goede richting. Bijna beneden aangekomen zie ik iemand van de organisatie op een rots zitten. Ik zet mijn meest onschuldige gezicht op en ren erlangs. Even ben ik bang bovenaan een bordje “verboden in te halen” over het hoofd gezien te hebben en hier gediskwalificeerd te worden. Dat zal me toch niet overkomen, net nu ik zo lekker bezig ben? Gelukkig bleek het loos alarm, ik denk dat hij er alleen zat om mogelijke gewonden op te vangen ;-). Aangekomen op de dalbodem volgt een stuk licht dalend breed gruispad. Niet het meest spannend, maar wel lekker om de spieren even te ontspannen en ook nog een beetje tempo te maken en wat te drinken. Hierna komt de spectaculaire hangbrug die zo’n 100m hoog over de Gornerschlucht loopt, met een kolkende gletscherbeek in de diepte. Ondanks dat er op de brug niet gerend mag worden, wiebelt de brug vervaarlijk en als je last van hoogtevrees hebt is dit waarschijnlijk niet je “finest moment” van de route.

Aan de andere kant van de brug passeer ik een bordje 25km en ik kijk op mijn horloge. Ik ben 4:34 uur onderweg. Hmm, als ik dit even als halverwege zie (als officiële afstand van de <<46K>> wordt 48 km aangehouden) dan moet ik zowat een negatieve split lopen om nog binnen de 9 uur te finishen. Negatieve splits zijn zeg maar niet mijn fort, in mijn halve en hele marathonhistorie is het mij nooit gelukt in ieder geval, maar ik ben graag bereid om hier een uitzondering te maken. Het zou op zich ook wel moeten kunnen, want de tweede helft heeft wat minder hoogtemeters als het goed is. Aan de andere kant ben ik natuurlijk niet meer helemaal okselfris na 25km door de bergen gerend te hebben. Nu het zo lekker gaat is 9 uur wel mijn uiterste acceptabele grens, dus het bordje spoort me wel aan om niet in te kakken. Nog een klein stukje afdalen door het bos en ik ben in Furi op een hoogte van 1867m. Het is nog net niet terug bij af (Zermatt ligt op 1600m) maar het scheelt weining. Gelukkig hoeven we niet nog een keer naar de 3100 meter, maar vanaf hier “slechts” nog omhoog naar Schwarzsee op 2583m. Ik zoek de bevoorradingspost, maar een tafel naast het pad blijkt de hele post te zijn, er staat een jongen met een tuinslang bekertjes met water te vullen, maar hij houdt het tempo waarin ze afgenomen worden niet bij. Ik vraag of er alleen maar water is. Ja zegt ie, maar wel het lekkerste water van Zermatt en omstreken. Een Zwitser met humor? Nou, hij lacht er niet bij dus ik vrees dat hij het serieus meent. Jammer is het wel, want ik had toch wel gehoopt hier een bouillonnetje te kunnen scoren voor de klim naar Schwarzsee. Ik vul toch maar mijn beide flesjes, beter iets dan niets, want het begint inmiddels ook aardig warm te worden. Ik neem maar een gelletje en een koek uit eigen voorraad in de hoop dat daar ook iets van zouten uit komt tegen de kramp.
Furi (1867) – Schwarzsee (2583m)
Op de klim van Furi naar Schwarzsee haal ik een dame met een lange blonde paardestaart in. Naar haar uiterlijk te oordelen is het een Scandinavische. Ze heeft het zwaar en kijkt een beetje bezorgd. Er lopen vooral veel rode startnummers om ons heen en ze vraagt me of wij de laatste twee lopers zijn van de <<46K>>. Nou echt niet! In de wetenschap dat Willemijn zich nog achter ons bevindt verzeker ik haar dat ze op dit moment zeker bovenkant middenmoot loopt in het damesveld. Ze kijkt meteen een stuk vrolijker. Ik vraag waar ze vandaan komt. Haar Scandinavische accent bevestigt haar uiterlijk al maar ik durf niet te gokken tussen Noors of Zweeds. Je wilt als Nederlander toch ook niet voor Belg of Duitser uitgemaakt worden. Het blijkt in derdaad een Zweedse te zijn. Ze vraagt waar ik vandaan kom en als ik zeg uit Nederland dan verbaast ze zich zoals vele anderen over het feit dat iemand uit een land zonder bergen hier door de bergen rent. Ze vraagt hoe ver het nog is naar Schwarzsee en haar water is bijna op (puntje planning denk ik dan). Maar voor onze prille relatie zich verder kan ontwikkelen komt ons een man achterop die meegeluisterd heeft en het nodig vindt zich aan te kondigen met “I beat both of you, I come from Texas USA”. Boeien, je kunt ook overal een wedstrijd van maken. Hij zegt dat het nog 200 meter omhoog is naar Schwarzsee en dat hij snel door moet om zijn knieën te sparen. De logica ontgaat mij, maar ongevraagd legt hij uit dat zijn knieën zwak zijn en dat hij daarom niet zo snel kan afdalen. Om dat te compenseren loopt hij dan als een dolle omhoog. Nou ja, ik gun eenieder zijn eigen racetactiek. Ik laat haar maar in de waan dat het nog 200 meter stijgen is, maar 500 meter lijkt me een betere inschatting. Tsja, wat zou beter voor haar zijn? Nu loopt ze in ieder geval nog 200 meter blij omhoog met het idee dat ze er bijna is en daarna 300 meter te balen omdat het een illusie bleek. Als ik haar nu vertel dat het 500 meter is dan heeft ze het waarschijnlijk 500 meter zwaar. Echter, de ban is door de tussenkomst van de Texaan gebroken dus ik neem afscheid van mijn Zweedse schone. Me af laten leiden door Zweedse Sirenes past trouwens ook niet in mijn racetactiek dus eigenlijk zou ik de Texaan dankbaar moeten zijn (wederom heb elk nadeel zo zijn voordeel). Hogerop richting Schwarzsee is het een waar slagveld vooral onder de <<30K>> lopers. Voor hen is dit dé serieuze klim van de route, wij <<48K>> lopers hebben onze grootste klim al eerder voor de kiezen gehad. Dit is meer een toetje. De zon brandt nu behoorlijk en er is geen schaduw meer te bekennen op deze alpenweides. Een man staat langs de kant met veel kabaal z’n ontbijt naar buiten te werken, een ander waggelt hoofdschuddend, hangend in z’n stokken naar boven. Ik voel weinig compassie. Beetje acclimatiseren misschien volgende keer mannen, of wat gewicht wegwerken voor je hieraan begint?
Schwarzsee (2583m) – Trift (2337m)
Ik besluit bij Schwarzsee even de tijd te nemen voor een sanitaire stop. Het volgende traject naar Trift is lang en ik verwacht op het hoogtepad weinig gelegenheid om even ongestoord uit de broek te gaan terwijl hier in het berghotel gewoon echte toiletten ter beschikking staan. Wat een luxe. Bovendien biedt het de gelegenheid om twee keer te fourageren, voor en na het toiletbezoek. Helaas is er geen bouillon of sportdrank meer, dus de keuze is beperkt tot thee of cola. Ik neem maar wat cola hoewel ik er eigenlijk geen liefhebber van ben om dit te drinken tijdens trails. Na Schwarzsee volgt een gemakkelijke afdaling over de Stafelalp het dal in dat vanuit Zermatt omhoog loopt naar de Schönbielhütte en de Zmuttgletscher. Hier splitst de <<30K>> zich weer af en moeten deze lopers terug naar het dorp terwijl wij aan de overkant van het dal nog een keer naar boven mogen om op hoogte naar de laatste post Berggasthaus Trift te lopen. Fijn, we zijn weer onder elkaar met de <<46K>> lopers. Hoewel ik er als gewaarschuwd mens aan begon (in een verslag van vorig jaar werd dit de “klim uit de hel” genoemd) valt deze klim me toch inderdaad niet mee. Hij gaat een stuk langer door dan je op grond van een oppervlakkige bestudering van de kaart zou verwachten. Vanuit deze hoek heb je wel een prachtig uitzicht op de Zmuttgrat en de Noordkant van de Matternhorn met de Matterhorngletscher die wel tegen de wand aangeplakt lijkt te zitten.

De inkijk in deze beroemde wand hadden we nog niet gehad in onze acclimatiseringstochtjes dus ik gebruik het maar al te graag als excuus om een paar keer te stoppen om ook dit uitzicht in me op te zuigen. Naast het feit dat zo langzamerhand de vermoeidheid een rol gaat spelen is volgens mij vooral de monotonie van deze klim het probleem. Ik merk dat het continu dezelfde stappen zetten met bijna geen variatie in de hellingshoek erg belastend is voor de kuiten en hamstrings die dan ook steeds harder beginnen te protesteren. Ik raak het tempo omhoog een beetje kwijt. Dit wordt nu niet langer beperkt door mijn hartslag maar meer door het te vriend houden van de diverse beenspieren. Het valt me ook op dat er hier meer mensen langs de kant hun kramp staan weg te masseren dan ik eerder gezien heb. Met mij gaat het net goed, tot het pad dan eindelijk weer een beetje begint te dalen. Ik probeer voorzichtig over te gaan in een rustige dribbel en ook dat gaat goed, het voelt zelfs wel lekker eigenlijk. Het lijkt of de verzuring in de benen een beetje vermindert door het dribbelen, dus al snel kan ik het tempo weer een beetje opvoeren. Ik merk wel dat de coördinatie wat minder wordt en aangezien misstappen en vreemde correcties nu afgestraft worden met pijnscheuten in de hamstrings blijft het wel opletten. Toch krijg ik er weer lol in en het laatste stukje wat steilere afdaling naar Trift voelt het allemaal eigenlijk wel weer OK. Ik ben inmiddels de vlag van de 40 kilometer gepasseerd en realiseer me dat ik er al bijna een marathon door de bergen op heb zitten.
Trift (2337m) – Zermatt (1605m)
De laatste etappe gaat in. In Trift is het nog één keertje bij-eten en -drinken voor de laatste afdaling. Ik drink een paar bekers en vul alleen mijn kleine flesje bij. Dat drink ik meteen na de hut leeg, meer om tijd bij de post te besparen dan dat dit echt voor onderweg bedoeld was. Vanaf Trift is het nog even een pittig klimmetje voordat de afdaling kan beginnen. Het lijkt er in ieder geval op dat ik ruim binnen de 9 uur ga finishen, aangezien ik in iets meer dan 7 ½ uur in Trift was. Als ik nu zoals gepland ongeveer een uur over het laatste stuk doe heb ik inderdaad mijn negatieve split gemaakt ondanks de moeite die het stuk naar Trift mij gekost heeft. Ik moet wel oppassen, in de klim voel ik weer dat m’n hamstrings nog steeds tegen de kramp aanzitten. Het is vooral zaak om een tempo aan te houden dat net te doen is voor de beenspieren. Ik kom bij een man in het kielzog die precies een tempootje omhoog aanhoudt dat ik kan bolwerken. Dan zijn we echt boven en kan de laatste afdaling naar Zermatt beginnen. Ik zie het al liggen in de diepte. Nu mogen alle remmen los, hier was het om begonnen, dat ik deze afdaling fatsoenlijk kan lopen, niks waar ik mezelf nu nog voor hoef te sparen. Ik word in de afdaling nog wel ingehaald door een paar echt snelle mannen, maar daar heb ik vrede mee. Geen idee ook waarom die nog achter mij zaten als ze zo snel kunnen lopen, misschien doen ze het rondje twee keer denk ik nog. Als ik echter een groepje van 4 mannen en een vrouw ontwaar een paar honderd meter achter me dat heel langzaam op me inloopt dan is wel de grens van mijn acceptatievermogen bereikt. Nu wordt het beest in mij wakker en ik zal mijn best doen om uit hun klauwen te blijven. De parallel met een jagend peloton dat de eenzame vluchter op de fiets achterhaalt in het zicht van de finish dringt zich op, maar soms wint de vluchter. Als ik uit de kale weides waar ze me goed kunnen zien in het bos kom schakel ik een tandje bij. Ze zijn dan hun richtpunt kwijt dus als ik dan ook nog iets kan versnellen zullen ze me vast niet te pakken krijgen. Ik passeer een “nog 2km te gaan” bordje. Ik kijk op mijn klokje. Ik ga in de buurt komen van de 8 ½ uur, maar of onder de 8:30 nog haalbaar is? Dan moet ik zo’n beetje 5:30 per km lopen de laatste twee kilometers. Het gaat hier weliswaar naar beneden, maar ik weet dat er in Zermatt zelf nog een klimmetje komt, dus het lijkt me een uitdaging. Ondertussen heeft mijn strategie om het groepje voor te blijven ten dele gewerkt. Aan het begin van het dorp word ik wel ingehaald, maar niet door de hele groep. Blijkbaar is het groepje in de jacht op mij ook weer uit elkaar gevallen. Ik mis de ambitie om de strijd aan te gaan om deze paar mensen nog voor te blijven en desnoods kotsend over de finish te komen. In plaats daarvan loop ik lekker uit, het dorp in, buig de hoofdstraat in, laat me het applaus van het publiek lekker aanleunen en kom lachend over de finish.
Mijn tijd: 8:31:24 en ik ben supertrots, nog meer als ik later hoor dat ik tweede Nederlander ben geworden!
