Trailflash – Tom
Trail des Fantômes 2016, het verslag van Tom E
In augustus 2016 was ik volop in voorbereiding om de UTMB-TDS te gaan lopen, een trail van 120 kilometer van Courmayeur naar Chamonix. Tien dagen voordat dit feest zou gaan plaatsvinden deed de gelegenheid zich voor om mee te gaan naar de Trail des Fantômes. Is dat nog wel verstandig om te doen? spookt er door mijn hoofd. Maar ik heb een missie. Naast het feit dat de Fantômes gewoon een erg mooie trail is, wil ik ook graag nog een paar dingen uittesten voor de TDS. Deze trail lijkt een mooie kans daarvoor te zijn. Ten eerste zijn daar nieuwe schoenen die ik nog niet veel heb aangehad. Als ik er 33 kilometer op kan lopen zonder blaren, dan kan ik ze met een gerust hart meenemen naar de TDS. Daarnaast wil ik graag eens uitproberen of het me lukt om tijdens een pittige trail nog te herstellen als ik vertrek op een hogere hartslag dan eigenlijk goed zou zijn. Als dat lukt, denk ik daar mijn voordeel mee te kunnen doen in mijn komende alpentrails. Ik wil het echter niet onuitgeprobeerd in de praktijk brengen in de TDS, want als het niet werkt dan zou 120 kilometer wel eens een brug te ver kunnen zijn. Als laatste is de onderlinge competitie met Mark altijd leuk: twee jaar geleden was hij hier 44 seconden sneller dan ik (op de 26 kilometer). Hoe zou dat deze keer uitpakken?
Als een speer
Na het afronden van de formaliteiten (ik heb het startnummer van Saskia overgenomen en laat dat overschrijven op mijn naam), een bezoekje aan de trailkraampjes en een koffie op het terras zijn we klaar voor de start. Het roze startnummer (van de 19 kilometer, de 33 heeft groen) waarop provisorisch met een stift Saskia is doorgestreept en mijn naam is toegevoegd, zorgt ervoor dat ik onderweg vooral word aangemoedigd met “Kom op Saskia”, “Allez Saskia” wat ook wel weer z’n charme heeft. Geheel volgens plan ga ik er na de start als een speer vandoor en bevind me al snel dicht achter de koplopers. Ik zie wat groepjes voor me lopen, in de gauwigheid tel ik een stuk of 15 man. De meeste lopers starten hier behoudend, wat, gezien de warmte en wetend wat er nog komen gaat, niet onverstandig is. Maar ja, ik heb nu eenmaal een missie. De eerste drie kilometer stijgt het pad, maar ik trek aardig door. Boven mijn macht eigenlijk. Ondanks dat ik stukjes wandel waar rennen echt niet meer lukt, valt het me op dat ik maar mondjesmaat ingehaald word door andere lopers. Na 5 kilometer brede bospaden zijn we weer terug bij de Ourthe. Fantômes-onwaardig eigenlijk dit stuk. Waar blijven de mooie steile klimmen waar je handen en voeten bij nodig hebt? Ik kijk er naar uit, want juist dat soort terrein ligt mij het beste. Het daarop volgende traject lopen we langs de Ourthe en pakken we een stukje teamtrail-parcours mee. Het is een mooi pad, langs een oude Keltische nederzetting en met schitterend uitzicht over de Ourthe-vallei, dus het is geen straf om hier te lopen. Waar ik echter normaal gesproken op dit stuk lekker over de boomwortels en rotsen heen huppel, begin ik nu wel aan mijn benen te merken dat ze dit ongebruikelijke begin van de trail niet echt op prijs stellen. En mijn horloge zegt dat ik nog maar op 10 kilometer zit. Ik heb één gelletje bij me, voor noodgevallen. Ik durf dat hier nog niet aan te spreken, ik heb zo’n voorgevoel dat ik het nog harder nodig ga hebben dan nu. Eerst maar eens door naar de verzorgingspost op 14 km.
Rond de 12 kilometer staan er wat mensen langs het pad. Ze hebben de lopers geteld en roepen dat ik nummer 21 ben. Wow! Mijn goede voornemen om na een snelle start gas terug te nemen om te testen of ik dan goed kan herstellen verdwijnt met een plons in de Ourthe. Ik loop ongekend vooraan voor mijn doen. Zou het niet gaaf zijn als ik hier top 20 zou kunnen lopen? Als ik nu de lopers tel die mij inhalen en degenen die ik inhaal, dan kan ik vanaf hier bijhouden in welke positie ik loop. Het is leuk om te doen en het leidt de aandacht wat af van de pijnlijke spieren. Even verderop krijg ik een groepje van drie lopers voor me in het vizier. Eentje moet lossen uit de groep en die kan ik zowaar inhalen, de andere twee zijn te snel voor mij. WTF ik loop gewoon een stukje op de 20e positie 😉
Trainerstruc uit de duinen
Niet lang daarna kom ik aan bij de eerste verzorgingspost. Zo snel als ik kan giet ik een paar bekertjes water en sportdrank naar binnen, wat zoute hapjes en door maar weer. Hopelijk helpt het. Vlak na de drankpost komen me twee mannen achterop, ik doe een stapje opzij om ze te laten passeren. Het is een automatisme, dat doen wij trailers, we geven elkaar de ruimte. Dom, dom, dom, want ik weet dat er hierna een technische afdaling volgt en dat ik normaal gesproken daar de snellere afdaler zal zijn. Shit happens. Ik kan sneller, maar het is te smal en te steil om er nog opnieuw langs te komen. Zonde, kostbare tijd gaat hier verloren. Beneden op het vlakkere gedeelte lopen ze bij me weg en verlies ik ze uit het oog. Zo rond 16 á 17 kilometer moet ik voor het eerst een paar keer echt stoppen omdat de kramp in mijn benen schiet. Ik schud ze een beetje los, probeer de ergste pijn wat weg te masseren en maar weer voorzichtig verder te dribbelen. De doorwading van de Ourthe die volgt geeft een beetje verlichting. Toch merk ik dat ik nog steeds maar weinig ingehaald word, en dat geeft me weer een beetje goede moed. Schijnbaar heb ik een aardige tijdreserve opgebouwd of anderen hebben het in ieder geval ook zwaar. In een volgende afdaling word ik weer ingehaald door een tweetal lopers die langzaam op mij ingelopen zijn. Zodra ze voor me zitten, zijn ze hun richtpunt kwijt en moeten ze zelf opletten hoe het pad loopt. En laat het hier nou net een beetje onduidelijk zijn: we zien geen markeringen en het pad wordt bedekt door een dik bladerdek. Ze volgen aarzelend een spoor dat steil naar beneden loopt, maar ik vertrouw het niet en neem een kijkje op een spoor dat de helling een beetje traverseert. Mijn gevoel blijkt juist als ik in de verte een lintje zie hangen. Misschien iets later dan strikt noodzakelijk roep ik ze: “deze kant op mannen”. Ik zet even extra aan, terwijl zij mopperend terug omhoog ploeteren. De trainerstruc uit de duinen bewijst ook hier op de Belgische trails zijn waarde. Ach, in mijn toestand halen ze me toch wel weer in weet ik, maar navigeren hoort ook bij het trailen mannen!
Zo rond 22 kilometer ben ik weer terug op een paadje langs de Ourthe. Ik zie geen levende ziel en ik ben er zó klaar mee. Een stukje is leuk, maar het lijkt hier wel tot een ware kunst verheven om zoveel mogelijk kilometers parcours over deze oeverpaadjes te leggen. Ik zie een bal liggen, zo’n zachte waar honden wel mee spelen. Misschien hier achtergelaten door wandelaars of kanoërs. Er liggen hier veel omgevallen bomen waar we ons een beetje sluip-door-kruip-door een weg doorheen moeten banen. M’n benen optillen doet zeer, bukken doet zeer. Er komt me een vent voorbij met ontbloot bovenlichaam. Ik zie dat hij de bal heeft opgepakt. Hij speelt er wat mee, schopt hem voor zich uit. Hij kijkt me aan met een vette grijns. Zit hij me nou te jennen of is het misschien gewoon de dorpsgek die ook een stukje meerent? Nou, ik zie dat hij wel een startnummer draagt. Al had ik het gewild, ik had niet eens kúnnen bukken om die bal te pakken, laat staan ermee voetballen. Alles doet zeer. Ik kan al lang niet meer lachen. Tot overmaat van ramp draait het pad weer omhoog en die man rent gewoon naar boven alsof het niks is. Ik wandel maar rustig naar boven en neem mijn lang gekoesterde gelletje, dit zal me de energie moeten leveren om bij de tweede verzorgingspost op 28 kilometer te komen. Eenmaal boven aangekomen lukt het me zowaar om weer wat tempo te maken. Het is hier gemakkelijk terrein, misschien doen de elektrolyten uit de gel hun werk en het uitzicht om binnenkort wat bij te kunnen drinken is ook niet verkeerd. Kortom het leven is weer even goed.
Nare gedachten
Na de tweede verzorgingspost komt de “Mur de Maboge” die we omhoog moeten. Als je eenmaal de Fantômes hebt gedaan, vergeet je die niet meer. “De muur die je wist dat zou komen” als het ware. Hij is steil en als je denkt dat het einde in zicht is gaat hij nog even door, en dat nog twee keer. Maar goed, ik werk mezelf naar boven. Het gaat niet snel, maar wel gestaag. De muur maakt ook geen slachtoffers in mijn omgeving. Als je tot hier zo snel bent gekomen laat je je ook niet meer kisten door deze klim zo’n 5 kilometer voor de finish.
Het laatste stuk loopt lichtjes naar beneden, over een gemakkelijk pad langs wat bos en weiland. Mooi terrein om wat gang te maken, als je dat nog in je hebt tenminste. Twee jaar geleden kwam Mark mij hier voorbij. Ik heb weinig achterom gekeken, dus heb ook geen idee of hij nog bij mij in de buurt loopt. Ik krijg last van nare gedachten: het zal me toch niet overkomen dat Mark mij weer op deze zelfde plek inhaalt? Ik vrees dat ik in deze toestand weinig weerwerk zal kunnen bieden als het zo is. Ik kijk een paar keer om of het al zover is, maar geen spoor van Mark te bekennen. Dit stuk loop ik om en om met een Belg van ongeveer mijn leeftijd schat ik zo. Hij heeft ook last van kramp. “Yes” denk ik iedere keer als ik hem voorbij loop. Maar als ik weer langs de kant sta om m’n pijnlijke benen te masseren en te rekken loopt hij mij weer voorbij. We wisselen af en toe een paar woorden: C’est dur hè? Oui, oui. Pfff, c’est chaud! Oui. Veel verder reikt onze conversatie niet. Maar ja, gedeelde smart is in ieder geval nog halve smart. Het laatste dat ik van hem zie is zijn rug. Ik had het liever andersom gezien, maar helaas, het is niet anders. In de uitslagen zie ik achteraf dat hij anderhalve minuut voor mij is binnengekomen, toch jammer.
In het zicht van de finish
Dan komt de laatste helling steil naar beneden naar de Ourthe, aan de overkant ligt een paar honderd meter verderop de finish. Ik hoor iemand achter me. Ik wil nu niet meer ingehaald worden want volgens mijn administratie loop ik inmiddels op een 30e plek. En top 30 is toch net iets leuker dan de 31e plek. En stel je voor dat het Mark is, aaarghhhh! Nee, niet hier, in het zicht van de finish! Ik ga dus nog één keer volle bak naar beneden. Maar onderaan, vlak voordat ik de Ourthe in moet, struikel ik over een wortelstronk en ga languit voorover op mijn snufferd. Vol in het zicht van het publiek aan de overkant. Ik hoor een oooeeehhh door de toeschouwers gaan. Het is zo erg met me, ik kan niet meer op eigen kracht opstaan, mijn benen weigeren dienst. Gelukkig komt er een medeloper achter mij aan die mij een helpende hand toesteekt en me overeind trekt. De man die ik probeerde voor te blijven natuurlijk. Hij helpt me de Ourthe in en zegt dat de verkoeling wel zal helpen voor de spieren. Wij trailers helpen elkaar. En niet alleen omdat het niet helpen van een loper in nood bij veel trails bestraft wordt met diskwalificatie. Op de foto is goed te zien hoe erg ik het naar mijn zin heb hier. NOT! Maar ook dat is trailen.
Eerste vrouw
Bij binnenkomst word ik onthaald door de Belgische speaker die, niet gespeend van enige humor, commentaar levert op de finishers. Ik vang iets op over de eerste vrouw die geen vrouw blijkt te zijn. Ik ben blij dat ik het nummer van Saskia van tevoren op mijn eigen naam heb laten overschrijven. Anders had ik toch wel wat uit te leggen gehad op de hoogste trede van het damespodium. Terwijl ik sta te wachten op de anderen zie ik de eerste dame binnenkomen: Heleen Plaatzer, geen onbekende naam in de Nederlandse trailwereld. Weer een indicatie dat ik dit toch relatief snel heb gedaan; meestal moet ik wel een aantal snelle vrouwen voor laten gaan op dit soort trails.
Ik drink flink bij en de gekoelde watermeloen die klaarligt voor de lopers is een godsgeschenk. Ik duik een paar keer de Ourthe in voor een beetje verkoeling voor de spieren. Als mijn loopmaatjes binnen zijn, proosten we op de goede afloop. Wat smaakt zo’n koude La Chouffe dan goed zeg!
Ik ben trots en boos tegelijk. Trots op mijn prestatie. In een tijd van 3:51 word ik 31e van de 397 finishers. Ongekend hoog voor mijn doen: twee jaar geleden eindigde ik nog als 90e. Maar ook ben ik boos op mezelf omdat ik me niet aan mijn plan heb gehouden en me heb laten verleiden om zo diep te gaan zo kort voor de TDS waar ik het hele jaar naartoe gewerkt heb.
Eén ding is zeker: de perfecte Fantômes heb ik nog niet gelopen. Ik ga terugkomen met als doel hem zonder kramp uit te lopen en als het even kan sneller dan deze keer.